Ik ben een leidster op een kinderdagverblijf waar ik een kindje op de groep heb die hypermobiel is. Het desbetreffende kindje is 1 jaar en kan alleen maar zitten of op de buik liggen. Op het momentje je het kind in een bepaalde houding neerlegt blijft hij alleen maar in die houding zitten/liggen. Mijn vraag is nu, hoe kan ik het kindje op de beste wijze stimuleren om toch nog te gaan kruipen/tijgeren?
Hypermobiliteit
In de ontwikkeling van een kind is het kunnen veranderen van houding (dat noemen we de ‘transfers’) het meest belangrijk wat de motoriek betreft. Wanneer die transfers niet goed lukken is daar meestal een aanwijzing voor. Een van die aanwijzingen is hypermobiliteit. Ongeveer 32% van de kinderen met hypermobiliteit heeft een (tijdelijke) motorische achterstand. Deze wordt later meestal weer ingehaald. Bij hypermobiliteit zijn de gewrichten (deels) méér beweeglijk dan normaal waardoor het kind veel ruimer kan bewegen met zijn ledematen dan normaal. Ook de wervelkolom kan hypermobiel zijn. Hierdoor is het evenwicht houden moeilijker en voelt een kind niet goed tot hoe ver het kan bewegen, de grens van de beweging ligt namelijk nogal ver. En juist dat eindgevoel van een beweging, maakt het leren bewegen makkelijker. Ook voelt het veel steviger aan wanneer je lichaamsdelen onderling tot een vast eindpunt kunnen bewegen. Het geeft houvast in nog onbekende bewegingspatronen, die je nog aan het leren bent. Bij hypermobiliteit is het voelen van het eindpunt veel moeilijker en heeft een kind hier meer tijd voor nodig. Het zal daardoor vaak wat later dan andere kinderen stappen in de beweeg ontwikkeling maken.
Spelen op de grond
Ook de ondergrond geeft veel vastigheid en informatie over je bewegen. Met name wanneer dat nog voornamelijk op de grond plaatsvindt. Daarom is spelen op de grond (of een grote mat) erg fijn voor met name jonge kinderen.
De spieren van hypermobiele kinderen hebben ook vaak een wat lage spierspanning, waardoor het gebruiken van hun spierkracht meer inspanning kost. Deze kinderen worden dan ook wat sneller moe dan andere kinderen. Dat merkt je vaak pas wanneer ze kunnen lopen of op school langer in een stoel moeten zitten. Ze gaan dan vaak hangen bijvoorbeeld over de tafel heen liggen en leunen ergens tegenaan als ze moeten staan.
Kind met hypermobiliteit helpen
- Leg voorwerpen die het kind wil hebben nét buiten zijn bereik. Zo lok je het kind uit actie te ondernemen en niet passief te blijven liggen of zitten.
- Begeleid de bewegingen die het kind wil gaan maken door met je handen het bekken wat steviger op de grond te duwen bij het oprichten van hoofd en romp of bij het omrollen. Geef in zittende houding steun bij het bekken of duw zachtjes de billen wat steviger op de grond met je handen aan beide heupen wanneer een kind wil reiken naar een voorwerp. Bij omrollen lok je het kind met een aantrekkelijk voorwerp (met geluid). Als het zijn hoofd draait, volgt het lijf makkelijker. Help desnoods nog een beetje bij de heupen door één heup wat op te tillen.
- Ga niet alles voor het kind doen. Laat het zoveel mogelijk zélf de bewegingen uitvoeren maar blijf het kind stimuleren met aantrekkelijk speelgoed om naar het voorwerp toe te komen. Oefening baart kunst!
- Last but not least: vraag aan de ouders hoe het thuis gaat en overleg samen wat het beste werkt voor het kind.
Wat moet je niet doen:
- zet het kind niet in een zithouding als het niet uit zichzelf kan gaan zitten. Hooguit even voor eten, maar dan met goede rugsteun.
- geen zit- of loophulp apparaten gebruiken waar het kind in hangt/zit en met wieltjes zichzelf kan voortduwen. Een loopkar (met blokken o.i.d.) waar een kind achter kan lopen is wel een goed idee. Ook een beest, trein of auto waar een kind zelf op kan zitten met alleen de handen vasthouden is prima. Zorg wel voor een kar die goed op hoogte is voor het kind.
Let op:
Blijft het bewegen uit eigen initiatief een probleem voor dit kind? Bespreek dit dan met de ouders en adviseer hen een kinderarts te bezoeken. Tip: laat de heupgewrichten controleren op het consultatiebureau of door de kinderarts. Heupluxaties komen vaker voor bij hypermobiele kinderen!
Ook een kinderoefentherapeut of kinderfysiotherapeut kan nuttig advies uitbrengen en kind en ouders/verzorgers helpen in de ontwikkeling. Zij kunnen ook een test met het kind doen om de mate van hypermobiliteit te bepalen (Beighton score). De ouders kunnen dan ook al hun vragen stellen. Voor de ouders geeft dat meer zekerheid waardoor ook het kind zich gesteund voelt. Zijn ouders begrijpen hem. Dat is goed voor de band tussen kind en ouders. Verder goed om te weten: Compensatie: veel kinderen die motorisch niet zo goed uit de voeten kunnen, ontwikkelen een andere sterke kant extra goed. Het worden bijvoorbeeld al vroeg goede praters.
Blij met deze uitleg!
Oma van Otilia