Mijlpalen cognitieve ontwikkeling peuter, kleuter, schoolkind

 In mijlpalen

Hoe verloopt cognitieve ontwikkeling kinderen 2 – 7 jaar?

Welke mijlpalen zijn te onderscheiden in de cognitieve ontwikkeling van peuter, kleuter en onderbouw schoolkind? In onderstaand schema zijn vaardigheden beschreven en op welke leeftijd deze vaardigheden gemiddeld door kinderen beheerst worden. Op zoek naar meer informatie over de cognitieve ontwikkeling? Dan zou je kunnen kijken in het boek Kind in ontwikkeling van A.C. Bilo. Hierin zijn op een toegankelijke manier de mijlpalen binnen de cognitieve ontwikkeling van kinderen terug te vinden.

Boekentips (cognitieve) ontwikkeling kinderen:

  1. Kind in ontwikkeling, A.C. Bilo
  2. Ontwikkeling in vogelvlucht, M. Delfos
  3. Ontwikkelingspsychologie, R. S. Feldman
  4. Mensenkinderen, S. Pont
  5. Bijdehante baby’s en pittige peuters, L. van der Poel- De Schipper
  6. Het hele brein, het hele kind, D. J. Siegel
  7. De lastige kleuter, B. van der Grift
  8. Prachtig lastig, C. van Wensen
  9. Primaire reflexen, M. Mulder

Mijlpalen cognitieve ontwikkeling peuter, kleuter en schoolkind

Leeftijd Vaardigheden
2 – 4jaar -De mentale representatie neemt enorm toe. Dit is het vermogen om innerlijke beelden te vormen van objecten of gebeurtenissen. Dit uit zich in taal, tekenen en het spelen. Woorden kunnen gekoppeld worden aan innerlijke beelden, waardoor kinderen beter kunnen omgaan met het verleden, heden en de toekomst. Tijdens het spelen staat niet alleen het kind zelf centraal, maar zal hij ook bijvoorbeeld de pop willen wassen of voeden.- Kinderen begrijpen steeds beter dat een symbool (foto, tekening, model) iets uit de ‘echte’ wereld kan voorstellen (dual representation).- Vanaf drie jaar begint het tekenen echt al een beetje op een voorstelling van iets te lijken. Een belangrijke mijlpaal tijdens het tekenen wordt bereikt  wanneer kinderen lijnen gaan gebruiken als grens van een object. Vanaf 3 –  4 jaar zullen zij dan in staat zijn de eerste tekening van een persoon te maken.- Kinderen denken animistisch; zij geloven dat levensloze dingen mentale processen kennen (kunnen denken, gevoelens , wensen of intenties hebben). Als een kind zijn teen stoot tegen een stoel, kan het bijvoorbeeld ‘stoute stoel’ zeggen.- Kinderen kennen veel fantasieën en kunnen nogal eens moeilijk een onderscheid maken tussen fantasie en werkelijkheid. Deze periode wordt ook wel het ‘magische denken’ genoemd. Kinderen geloven bijvoorbeeld in magie, feeën en bovennatuurlijke krachten. Toch weten kinderen dat magie niet alledaagse gebeurtenissen kan veranderen/beïnvloeden (bijvoorbeeld een foto laten veranderen in een echt persoon). Gebeurtenissen die zij niet kunnen verklaren (donder en bliksem), kunnen zij wel toekennen aan magie.- Tijdens het naspelen van alledaagse gebeurtenissen (‘doen alsof spel’ of ‘make believe play’) worden kinderen minder egocentrisch en beginnen al samen met andere kinderen situaties na te spelen.
4 – 7jaar – Tekeningen van 6-jarige kinderen worden steeds realistischer. Hoofd, armen en benen worden bijvoorbeeld nu los getekend van het lichaam. Verhoudingen kloppen nog niet en kinderen zijn nog niet in staat om diepte te gebruiken.- Het magisch denken neemt af. Het kind zal steeds vaker plausibelere verklaringen voor gebeurtenissen geven, in plaats van het toekennen aan magie.- Het kind heeft nog moeite zijn aandacht op meer dan één factor tegelijk te richten en negeert andere belangrijke factoren bij het oplossen van een probleem of vraagstuk (centratie). Een kind kan in deze fase bijvoorbeeld denken dat een lang smal glas meer water bevat dan een laag en breed glas. Het kind concentreert zich in dit voorbeeld op de hoogte van het glas en vindt de breedte van het glas irrelevant. Dit heeft ook te maken met het feit dat het kind nog niet door heeft dat hetzelfde ding dezelfde fysische kenmerken/ eigenheid behoudt, ook als het ding er opeens anders uit ziet. Dit begrip wordt door Piaget ‘conservatie‘ genoemd.- Het kind heeft nog moeite om bij het oplossen van een probleem in zijn hoofd een paar stappen terug te doen (terugspoelen van een gebeurtenis), om op die manier het probleem adequaat op te kunnen lossen. Als voorbeeld de proef van het lange smalle glas en het lage en brede glas met water. Bij deze proef, waarin dezelfde hoeveelheid water wordt overgegoten in het brede glas, faalt het kind om in zijn gedachte het water weer terug te gieten in het smalle glas en zo te kunnen begrijpen dat het om dezelfde hoeveelheid water gaat. Het zogenaamde ’terugspoelen’ van de band lukt nog niet altijd.- Kinderen kunnen nu hele verhaallijnen met andere kinderen bedenken tijdens het spelen. Zij kunnen verschillende rollen aannemen en anticiperen op elkaar. Dit wordt ook wel ‘doen alsof spel’ (‘make believe play’)genoemd.

Lees ook:

Leave a Comment

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Neem contact op

Stuur gerust uw vragen en/of opmerkingen

0